18 mei 2021
Vanuit Vlaanderen investeren we volop in laadinfrastructuur voor…
Lees meer
Nieuws
11 oktober 2017
We hebben daar in de plenaire vergadering van 14 juni al een debat over gehad met de bedenking dat de periode waarbinnen lokale besturen een antwoord moesten geven uitermate kort was en dat men voorbij ging aan de GECORO en de gemeenteraad”, zegt Lydia Peeters.
“Een uitstel werd echter niet gegeven. Uiteindelijk hebben we allemaal een e-mail gekregen met de vraag om de datum van 7 juli 2017 te respecteren en tegen dan een actualisatie in te dienen. Belangrijk hierbij is dat in de regeringsverklaring duidelijk gesteld is inzake het voorzien in 93.000 extra woongelegenheden, dat men werk zou maken van kernversterking en verdichting, maar dat het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden met een eenvoudigere, verantwoorde en transparantere methode zou moeten kunnen gebeuren. We hebben ook de conceptnota van 8 mei 2015, waarin die principes werden herhaald. Een decretaal kader ontbreekt voorlopig echter nog”, aldus Peeters.
Vandaar stelde ik in de commissie leefmilieu van 3 oktober een vraag om uitleg aan de minister inzake de verdere aanpak.
Resultaten bevraging lokale besturen
De minister wilde via de bevraging peilen naar de concrete visie van de lokale besturen, met het oog op zowel het Instrumentendecreet, het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en een decretale basis die er zou moeten zijn om actie te kunnen ondernemen. Die decretale basis is er vandaag niet.
Minister Schauvliege: “In totaal werden 289 van de 308 gemeenten bevraagd. De overige 19 gemeenten hebben geen woonuitbreidingsgebieden en zijn dus niet bevraagd. 84% van de bevraagde gemeenten, dat zijn 244 gemeenten, hebben de enquête ingevuld. Bij nog eens 5% van de online voorbereidingen is een deel ingevuld maar was er nog geen bekrachtigde collegebeslissing op dat moment. 11% van de online bevragingen bleef leeg. Mogelijk zal de respons nog verhogen omdat we aan de gemeenten hadden aangegeven dat ze ook nadien nog hun standpunt konden doorgeven.
De online bevraging peilde bij de gemeenten naar 12.185 hectare woonreservegebied die nog onbebouwd zijn. Die afgerond 12.000 hectare zijn gelegen in 1889 gebieden. Alle gegevens berusten op het aantal gebieden. Uit de bevraging blijkt dat van 18% van de gebieden de gemeenten het niet wenselijk achten die te ontwikkelen. Daarnaast geven de gemeenten aan dat ze 12% van de gebieden slechts deels willen ontwikkelen. We moeten verder analyseren over hoeveel hectare het gaat.
We kunnen dus stellen dat 30% van de gebieden op basis van het standpunt van de gemeenten geheel of gedeeltelijk in aanmerking kan komen voor de negatieve lijst. Over een kwart van de gebieden kunnen de gemeenten nog geen uitsluitsel geven. Tot slot is 8% zonder antwoord gebleven. We kunnen op dit moment geen overzicht geven van de hectares. Alles wat daarover circuleert, zijn speculaties op basis van gemiddelden. Alle berekeningen die daarover de ronde doen, zijn dan ook voorbarig. Significante regionale verschillen zien we momenteel niet. Onze diensten zijn die momenteel aan het bekijken en opsplitsen. Op de motieven waarom men al dan niet wil ontwikkelen, hebben wij geen zicht. Die gegevens moeten nog worden verwerkt door onze diensten. Wat de rechtszekerheid en het juridisch kader betreft, is er geen decretale grondslag. We kunnen daar nu geen verdere juridische actie ondernemen. Daar moet wel werk van gemaakt worden.
Minister akkoord met neutrale lijst
De minister was het eens met een eerdere suggestie, ook vanuit VVSG, om te voorzien in een neutrale lijst. Het is logisch dat er niet enkel een positieve en een negatieve lijst is, want misschien kan over een aantal zaken ook geen uitsluitsel worden gegeven.
Wat de transparantie en de eenvoudigheid van de procedure betreft, is de conceptnota duidelijk. We zullen dat ook opnemen in de decretale bepaling die als onderbouw moet dienen voor het opmaken van de lijsten. Wat de negatieve lijst betreft, zal in de decretale bepalingen een vergoedingsregeling moeten worden opgenomen voor eigenaars. Iedereen beseft dat wij respect moeten hebben voor het eigendomsrecht.
Er zullen dus nog verschillende stappen moeten worden gezet. Dit alles kan perfect worden gezien in het kader van het BRV en het Instrumentendecreet. Het is het totaalpakket dat we voor ogen moeten houden. Daarbij is het belangrijk te zorgen voor een goede decretale basis.
Gelijkwaardig partnerschap
Het Witboek BRV stapt af van een hiërarchisch planningscascade en opteert voor gelijkwaardig partnerschap. Elk bestuursniveau heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Wèl, laat dan ook lokale besturen zelf bepalen welke woonuitbreidingsgebieden al dan niet kunnen aangesneden worden. "De lokale besturen zijn het best geplaatst om te oordelen welke woonuitbreidingsgebieden al dan niet slecht gelegen zijn, en die kunnen ook geschrapt zeker als het gaat over watergevoelig overstromingsgebied.” zegt Lydia Peeters. Anderzijds is Peeters ook van oordeel dat er geen schaarste voor de toekomst moet gecreëerd worden, want dat zorgt enkel voor prijsstijgingen.
Ruimtelijke transitie niet koppelen aan openbaar vervoer
Ik pas er alleszins voor om slecht gelegen woonuitbreidingsgebieden te laten samenvallen met woonuitbreidingsgebieden waar geen openbaar vervoer is. Aangezien Limburg altijd stiefmoederlijk werd behandeld inzake openbaar vervoer, wil ik daar zeker niet de verdere ruimtelijke transitie aan koppelen. Bovendien houdt het criterium "huidig aanbod knooppunten openbaar vervoer' geen rekening met technologische vooruitgang, de talrijke fietsverbindingen en de toekomstige investeringen (Spartacus)
Decretaal kader
Tot slot is het ook belangrijk dat er duidelijke wetgeving komt. Het ontbreken van een decretaal kader en een afgeklopt Beleidsplan Ruimte Vlaanderen dat objectieve criteria vaststelt, mag geen problemen opleveren voor de wijze waarop lokale besturen vandaag een beslissing moeten nemen over het al dan niet aansnijden van woonuitbreidingsgebieden”, besluit Peeters.
Het volledige verslag van deze vraag om uitleg vindt u via https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/1192337/verslag/1194360